28 december 2004 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AS2099; 99/90211 DK en 99/3366 DK
Iemand diende een verzoek in voor toepassing van de verhuisboedelvrijstelling van douane- en invoerrechten. Die vergunning werd aanvankelijk verleend, maar later ingetrokken. De intrekkingsbeschikking ontving hij echter niet. Bijna een jaar na de verzenddatum diende de belanghebbende een bezwaarschrift in tegen deze beschikking. Tegelijkertijd vroeg hij om toezending van de beschikking. De inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. Naar het oordeel van de douanekamer van Hof Amsterdam was dat niet terecht. De inspecteur had niet aannemelijk gemaakt dat de beschikking op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt. In zo’n geval komt het risico van het niet-ontvangen voor rekening van de inspecteur. De bezwaartermijn ving aan op de dag van ontvangst van het afschrift van de beschikking door de belanghebbende. Het bezwaarschrift was een week voor die datum verzonden en was dus voortijdig ingediend. Omdat de beschikking op dat moment al tot stand was gekomen, kon het bezwaar als tijdig worden aangemerkt. Inhoudelijk werd het beroep echter afgewezen, omdat de belanghebbende ten tijde van de overbrenging van de verhuisboedel zijn woonplaats in Nederland had. Dan is er geen recht op vrijstelling.