14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AL7045 Zaaknr: 37920
Als iemand zijn aangiftebiljet niet op tijd inlevert kan de belastingdienst een zogenaamde verzuimboete opleggen. De hoogte van die boete is afhankelijk van het aantal keren dat een dergelijk verzuim is gepleegd. Volgens de Hoge Raad moet per belastingsoort worden bekeken of er sprake is van te late indiening van de aangifte. Dat betekent, dat als met één biljet aangifte voor meerdere belastingen wordt gedaan er meerdere boeten kunnen worden opgelegd. De opvatting dat er maar één aangifte is gedaan en dus maar één boete kan worden opgelegd is niet juist. Wel moet de inspecteur bij het vaststellen van de hoogte van de boete rekening houden met een aantal rechtsbeginselen, zoals het evenredigheidsbeginsel. Dat houdt in, dat de boete in verhouding moet zijn met de ernst van de gedraging waarvoor zij wordt opgelegd. Op grond daarvan mag de inspecteur geen boetes stapelen. Hij moet zich beperken tot een totale boete die hoort bij het zwaarst te beboeten verzuim. Op grond van bijzondere omstandigheden kan de boete hoger of lager uitvallen. De Hoge Raad liet een uitspraak van het hof in stand, waarin het Hof de door de inspecteur opgelegde boete van ƒ 1.500 voor het te laat indienen van de aangifte inkomstenbelasting en de aangifte WAZ verminderde tot ƒ 250.