Bij berekening voorkomingsbreuk geen rekening houden met vakantie- en ziektedagen

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AO2579 Zaaknr: 02/02814

In een procedure voor Hof Den Haag is in geschil op welke wijze de aftrek elders belast moet worden berekend bij een werknemer, die hoofdzakelijk werkzaam was in Nederland en een gedeelte van zijn arbeidstijd in België werkzaam was. De aftrek is het arbeidsinkomen vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller bestaat uit het aantal in buitenland gewerkte dagen en de noemer uit het aantal werkdagen. In 1998 had de werknemer 26 dagen in België gewerkt. In geschil was of de noemer van de breuk op het aantal werkdagen in dat jaar moest worden gesteld of op het aantal feitelijk gewerkte dagen. Het feitelijk gewerkte aantal dagen bestaat uit het aantal werkdagen minus vakantie- en ziektedagen. Volgens het Hof moet, onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad uit 1997, de noemer van de breuk gesteld worden op het totale aantal normale werkdagen, dat is het aantal kalenderdagen verminderd met de weekeinddagen. Met ten gevolge van individuele omstandigheden niet-gewerkte dagen wordt noch in de teller noch in de noemer van de breuk rekening gehouden.