14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AF6564 Zaaknr: 37917
Voor een geruisloze inbreng van een onderneming is vereist, dat de voordien door een ondernemer/natuurlijke persoon gedreven onderneming wordt ingebracht en voortgezet door een BV. Als een wezenlijk bestanddeel van de onderneming achterblijft, is geen sprake van inbreng en wordt de faciliteit van geruisloze inbreng niet toegekend. Dat overkwam een registerloods, die zijn aandeel in een maatschap gedeeltelijk wenste in te brengen. Hij zou echter na de inbreng op eigen naam als loods blijven werken voor de maatschap om te voorkomen, dat de BV met een grotere aansprakelijkheid zou worden geconfronteerd dan voor hem persoonlijk als loods gold. De Hoge Raad was van oordeel dat het verzoek terecht is afgewezen.