15 november 2006 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNAZ3271,06/00153
Volgens Hof Leeuwarden mocht een ondernemer, die de vordering erfde die een schuldeiser op hem had, de rente over die schuld niet ten laste van zijn winst brengen omdat de schuld door vermenging teniet was gegaan. De ondernemer had over deze schuld rente moeten betalen aan de erflater, maar had dat niet gedaan. In het jaar 1999 verwerkte de ondernemer de niet betaalde rente als last in zijn resultatenrekening. Omdat de schuld tot het ondernemingsvermogen behoorde was dat terecht. Volgens het Hof werd deze last gecompenseerd door de winst die de ondernemer behaalde omdat zijn schuld door het legaat teniet was gegaan. Per saldo kon er volgens het Hof niets ten laste van de winst worden gebracht. De Hoge Raad was het met het oordeel van het Hof niet eens. De ondernemer had het legaat waarbij de vordering aan hem werd nagelaten in de privésfeer verkregen. De rentevordering die de ondernemer met het legaat had verkregen was geen onderdeel van zijn ondernemingsvermogen. Het tenietgaan van de renteschuld door vermenging met de verkregen rentevordering was geen voordeel uit de onderneming. Na verwijzing diende Hof Arnhem vast te stellen of sprake was van inkomsten uit vermogen. Het standpunt van de inspecteur dat verantwoording als inkomsten uit vermogen van de bij legaat verkregen rentevordering voorafgaat aan het tenietgaan door schuldvermenging is onjuist. Voor schuldvermenging is slechts vereist dat schuldeiser en schuldenaar in dezelfde persoon verenigd worden, ongeacht de fiscale gevolgen van de wijze van verkrijging. Volgens het Hof waren de vervallen rentetermijnen nog tijdens het leven van de erflater omgezet in een vordering. Het bij wijze van legaat verkrijgen van deze vordering gold daarom niet als het genieten van inkomsten.