Bij meer dan 10% privégebruik is keuze voor privévermogen redelijk

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AZ2302, AWB 06/1389

Als een pand zowel wordt gebruikt voor het drijven van een onderneming als voor privé, is sprake van gemengd gebruik. De eigenaar van het pand heeft dan de mogelijkheid om: a) het gehele pand aan te merken als ondernemingsvermogen; b) het gehele pand aan te merken als privé-vermogen en c) het pand overeenkomstig het gebruik te splitsen in een privégedeelte en een bedrijfsgedeelte. De ondernemer heeft niet in alle gevallen keuzevrijheid. Hij mag bij zijn keuze de grenzen van de redelijkheid niet overschrijden. Van een pand, dat zonder bezwaren gesplitst kan worden in afzonderlijke gedeelten, moet de vermogensetikettering per afgesplitst gedeelte plaatsvinden in overeenstemming met het van dat gedeelte gemaakte gebruik. Een ondernemer verplaatste in 1993 zijn bedrijf van zijn woonhuis naar de begane grond van een pand dat hij al sinds 1985 in eigendom had en dat voordien werd verhuurd. De bovenwoning van het pand werd ook na de verhuizing van het bedrijf verhuurd. De bovenwoning had een eigen opgang, maar was tot de splitsing van het pand in 1999 bereikbaar vanaf de begane grond. Na de splitsing bestond het pand uit twee appartementen. Het ene appartement bestond uit de begane grond met tuin, schuur en kelder, het andere uit de bovenwoning inclusief kelder, halletje en trapopgang op de begane grond. Het gehele pand werd vanaf 1985 aangemerkt als privévermogen. Bij de aanslagregeling over 2002 rekende de inspecteur de begane grond tot het verplichte ondernemingsvermogen. Bij een privégebruik van 10% of meer zou hij de keuze voor privévermogen hebben geaccepteerd. De inspecteur was echter van mening dat het privégebruik van de begane grond onder die drempel lag. Volgens de rechtbank slaagde de inspecteur er niet om te bewijzen dat de begane grond nagenoeg uitsluitend voor de onderneming werd gebruikt. Volgens de ondernemer, die zijn standpunt onderbouwde aan de hand van een tekening, werden de schuur, de binnenplaats, de wc, de berging en de twee kelderruimtes, die samen meer dan 10% van de begane grond besloegen, duurzaam voor privédoeleinden gebruikt. De inspecteur kon de onjuistheid van deze stelling niet aantonen.