Bij roerende ruimtebelasting moet rekening gehouden worden met eindigheid ligplaats

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AM1462 Zaaknr: 38005

Voor toepassing van de roerende ruimtebelasting moet de waarde in het economische verkeer van de ruimte worden bepaald op de waarde die daaraan kan worden toegekend als de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. In deze procedure betrof het een schip, dat op een vaste plaats lag. De prijs die een gegadigde bij de veronderstelde verkoop voor dat schip zal willen betalen wordt mede bepaald door de plaats en de omgeving van het schip en de verwachtingen die de gegadigde heeft omtrent de mogelijkheid dat het schip op die plaats zal kunnen blijven liggen. Als aannemelijk is dat een gegadigde op de waardepeildatum rekening zou hebben gehouden met de omstandigheid dat het schip niet met behoud van de huidige ligplaats overdraagbaar is en dat ook zonder overdracht het behoud van die ligplaats eindig toeschijnt, moet daarmee rekening worden gehouden bij de waardering. Hof Amsterdam deed dat niet. De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Den Haag.