14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AN8283 Zaaknr: 02/04218
In verband met de wijziging van de aanmerkelijk belangbepalingen in de wet op de inkomstenbelasting per 1 januari 1997 moest de verkrijgingsprijs van een 7,5% belang in een BV worden vastgesteld. De houder van de aandelen had ook een optie op nog eens 7,5% van de aandelen. De aandeelhouder kwam tot een waarde van de BV van ƒ 51 miljoen. Zijn aandelen waren dan ƒ 3.825.000 waard. Voor de optie gold eenzelfde bedrag te verminderen met de uitoefenprijs van het optierecht. Bij zijn waardering baseerde de aandeelhouder zich met name op de winsten in latere jaren. De inspecteur kwam tot een waarde van de onderneming van ƒ 5,5 miljoen. Daarbij keek hij uitsluitend naar het eigen vermogen van de vennootschap en de voor 1997 behaalde resultaten. Hof Amsterdam was van oordeel, dat met de winstverwachting wel rekening moet worden gehouden bij de waardebepaling maar niet in de mate waarin de aandeelhouder dat heeft gedaan. Het hof komt tot een waarde van de aandelen van ƒ 17,5 miljoen. Het 7,5% aandelenpakket komt daarmee op ƒ 1.312.500; de optie op ƒ 1.312.500 minus de uitoefenprijs van ƒ 165.484.