9 januari 2004 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2003/1934M
De verkoop van een huis onder het voorbehoud van een vruchtgebruik kan tot gevolg hebben, dat bij het overlijden van de verkoper de woning door de koper een fictieve verkrijging voor het successierecht vormt. Over een dergelijke verkrijging is successierecht verschuldigd. Wel mag in aftrek worden gebracht de waarde van wat de erflater bij de verkoop van de verkrijger heeft bedongen. Als er sprake is van een koopsom, die aanvankelijk wordt schuldig gebleven door de koper en die vervolgens door de verkoper in delen wordt kwijtgescholden heeft dat naar de mening van de staatssecretaris tot gevolg, dat de aftrek verminderd wordt, ondanks dat het kwijtgescholden bedrag civielrechtelijk wel is bedongen. De staatssecretaris meent, dat het begrip “bedongen tegenprestatie” in economische zin moet worden beschouwd. Van bedongen is in economische zin geen sprake indien direct het stellige voornemen bestaat om de vordering in gedeelten kwijt te schelden. Als de erflater heeft kwijtgescholden, kan worden aangenomen dat hij dit voornemen had op het moment van de overdracht. Dan is er geen sprake van “bedongen”, ook niet als de schuldenaar geen kennis droeg van de voorgenomen kwijtscheldingen. In dergelijke gevallen geldt dat de daadwerkelijke opoffering door de verkrijger in aftrek kan komen. De staatssecretaris baseert deze opvatting op een arrest van de Hoge Raad, waarin direct na de verkoop een deel van de koopsom werd kwijtgescholden. Dat deel behoorde niet tot de bedongen tegenprestatie.