27 juni 2008 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNBE9021, 07/00193
De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak heeft door de jaren heen tot een groot aantal procedures geleid. Daardoor zou je verwachten dat de problematiek nu wel in kaart gebracht is en dat nieuwe procedures geen nieuwe gezichtspunten meer opleveren. Dat blijkt niet zo te zijn. Hof Den Bosch kwam deze zomer tot een opmerkelijke uitspraak. De regeling voor de bijtelling lijkt simpel. Het voordeel van het privé mogen gebruiken van een auto van de zaak wordt gesteld op 25% van de catalogusprijs inclusief BTW. Dit voordeel wordt geteld bij het loon van de werknemer. In mindering daarop komt de bijdrage die de werknemer betaalt aan de werkgever voor het privégebruik. De tekst van het wetsartikel luidt: Het voordeel wordt in aanmerking genomen voor zover het uitgaat boven de vergoeding die de belastingplichtige voor het gebruik voor privédoeleinden is verschuldigd. Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als het privégebruik per jaar minder dan 500 km bedraagt. Het bewijs daarvoor dient met een sluitende kilometeradministratie te worden geleverd. Tot zover de theorie. De praktijk is weerbarstiger. Er zijn werknemers die in een duurdere auto willen rijden dan de auto die de werkgever uit eigen beweging ter beschikking stelt. Dat leidt tot een hogere bijtelling voor privégebruik. Werkgevers staan dat soms toe op voorwaarde dat de werknemer de meerkosten voor zijn rekening neemt. In veel gevallen gaat het dan om vergoeding van de leasetermijn boven het normbedrag dat de werkgever heeft vastgesteld. Een dergelijke vergoeding betaalt de werknemer uit privéoverwegingen en niet uit zakelijke overwegingen. De verwachting is dan dat deze vergoeding geheel in mindering komt op de bijtelling. Hof Den Bosch leidt echter uit een drietal arresten van de Hoge Raad uit 1996 en 1997 af, dat een door de werknemer aan de werkgever betaalde bijdrage in de meerkosten van de auto moet worden gesplitst naar het privé- en het zakelijk gebruik van de auto. Slechts de component in de bijdrage die betrekking heeft op de privékilometers komt in mindering op de (hogere) bijtelling. Voor zover de vergoeding voor meerkosten wordt toegerekend aan de zakelijke kilometers kan deze niet op de bijtelling voor privégebruik in mindering worden gebracht. Omdat de vergoeding voortvloeit uit privéoverwegingen van de werknemer is geen sprake van negatief loon, maar van een privébesteding. Volgens Hof Den Bosch is deze uitkomst in lijn met de ratio van de wettelijke regeling. De uitkomst is echter dat de werknemer wordt belast voor een voordeel dat hij niet heeft genoten c.q. dat hij zelf heeft betaald. De bijtelling is gebaseerd op de hogere catalogusprijs, die geheel door de werknemer wordt betaald. In mindering komt slechts een deel van deze betaling. De vraag is echter of de werknemer aan de werkgever wel een vergoeding betaalt voor het zakelijk gebruik. In theorie is het mogelijk dat een werknemer een goedkopere auto gaat rijden dan hem door de werkgever is toegestaan. Betaalt de werkgever dan het verschil tussen normbedrag en leasetermijn aan de werknemer uit, dan is sprake van belast loon. De werknemer in deze procedure mocht de auto 12.000 km per jaar privé gebruiken. Daarvoor betaalde hij een maandelijkse bijdrage. Bij overschrijding van de grens van 12.000 km kon de werkgever een extra bijdrage van de werknemer verlangen. Wanneer op basis van een door de werknemer bij te houden sluitende kilometeradministratie kon worden aangetoond dat de auto minder dan 500 kilometer per jaar privé was gebruikt, bleef de bijtelling achterwege en betaalde de werkgever ook de standaard bijdrage voor privégebruik terug. De werknemer reed in een duurdere auto dan volgens de regeling van de werkgever was toegestaan en betaalde daarvoor een aanvullende bijdrage. De werkgever betaalde dat bedrag niet terug als de werknemer de auto niet privé gebruikte. Dat was medebepalend voor het oordeel dat de bijdrage boven het normbedrag niet alleen als vergoeding voor het privégebruik gold. Bij een jaarkilometrage van 52.000 en een verondersteld privégebruik van 15.000 km kwam de bijbetaling boven lhet normbedrag voor 15.000/52.000 deel in mindering op de bijtelling.