14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AQ7500 Zaaknr: BK 916/02
Een gemeente wilde de exploitatie van de gemeentelijke sportvoorzieningen en zwembaden verzelfstandigen. Daarvoor werd een BV opgericht, waarvan de gemeente aandeelhouder was. De gemeente sloot een zogenaamde meerjarenovereenkomst en een prestatieovereenkomst met de BV, waarin zij een aantal taken aan haar opdroeg. De gemeente betaalde aan de BV een vergoeding/subsidie van ƒ 8 miljoen onder de voorwaarde dat uitvoering zou worden gegeven aan de prestatieovereenkomst die ter uitvoering van de subsidiebeschikking is gesloten. De BV was van mening dat over de vergoeding van de gemeente geen omzetbelasting betaald hoefde te worden omdat er geen belastbare prestatie was. De belastingdienst deelde dat standpunt niet en legde een naheffingsaanslag op. Volgens Hof Leeuwarden was er wel sprake van een belaste prestatie door de BV omdat deze de gemeente voordeel heeft opgeleverd. De BV heeft zich verplicht om een aantal taken voor de gemeente te gaan uitvoeren. Dat bij de uitvoering van de uitbestede taken prestaties aan derden worden verricht is daarop niet van invloed, evenmin als de van toepassing verklaarde algemene subsidievoorwaarden van de gemeente. Het Hof was van oordeel dat het totale bedrag van de budgetsubsidie rechtstreeks verband hield met de door de gemeente uitbestede taken en daarmee een vergoeding vormde als bedoeld in de Wet op de omzetbelasting. De door de gemeente betaalde bijdrage voor investeringen in onroerende zaken bleef buiten de naheffing. Dat leidde tot een vermindering van de naheffingsaanslag.