Bijtelling auto door gebruik voor tweede dienstbetrekking

14 juli 2010 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN BM9585, BK-09/00838

Een werknemer die de beschikking heeft over een auto van de zaak wordt geconfronteerd met een bijtelling bij zijn inkomen voor het privégebruik van de auto, tenzij de werknemer bewijst dat hij met de auto op jaarbasis niet meer dan 500 km privé heeft gereden. In een arrest uit het jaar 2000 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het gebruik van een auto van de zaak voor een andere dienstbetrekking als privégebruik geldt. Er is geen sprake van privégebruik als de auto mede namens de andere werkgever ter beschikking is gesteld of als de tweede dienstbetrekking wordt uitgeoefend in het kader van de eerste dienstbetrekking.

Het mede ter beschikking stellen van de auto door de andere werkgever houdt in dat deze werkgever de kosten van het gebruik van de auto voor de voor hem verrichte werkzaamheden volledig voor zijn rekening neemt. Dat betekent dat de integrale kostprijs van de gereden kilometers moet worden doorbelast.

 

In de situatie waarin niet de volledige kosten van de auto werden doorberekend maar een relatief laag bedrag per kilometer, leidde dit tot een bijtelling bij het inkomen van de werknemer. De werknemer beriep zich op de tweede uitzondering die de Hoge Raad in het eerder vermelde arrest heeft genoemd. Volgens de werknemer was hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij de eerste werkgever ook werkzaam voor de tweede. Dat zou blijken uit een overeenkomst waarbij de werknemer en de beide werkgevers partij waren. Volgens het hof had de overeenkomst slechts betrekking op betaling van het loon door de tweede werkgever aan de eerste en op doorbetaling aan de werknemer door de eerste werkgever. Die overeenkomst was afhankelijk van een voorwaarde waaraan niet was voldaan.