Bijtelling prive-gebruik auto is geen fictief inkomen; Nederlandse cataloguswaarde is van belang

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AH9189 Zaaknr: 00/03086

Een in Duitsland wonende directeur van een in Nederland gevestigde BV heeft een auto van de zaak. Voor het privé-gebruik, dat door hem niet wordt bijgehouden, betaalde hij in 1996 een bedrag van ƒ 8.000 aan de BV. De inspecteur heeft bij de behandeling van de aangifte vragen gesteld aan de directeur maar daarop geen antwoord gehad. Hij is bij het vaststellen van de aanslag uitgegaan van de duurste auto op de balans van de BV. Deze auto had een catalogusprijs van ƒ 70.000. Later bleek, dat de BV in Duitsland een auto leaste met een Nederlandse catalogusprijs van ƒ 240.000. De inspecteur vorderde inkomstenbelasting na. In de procedure voor Hof Den Bosch is in geschil of Nederland op grond van het verdrag met Duitsland belasting mag heffen over privé-gebruik auto en zo ja, of de Nederlandse of de Duitse catalogusprijs moet worden gehanteerd. De directeur is van mening, dat de bijtelling voor privé-gebruik auto fictief inkomen is, dat niet onder de normale inkomensartikelen uit het verdrag valt, maar onder het restartikel. Dan mag alleen Duitsland belasting heffen. Het Hof legt uit, dat het voordeel uit het privé-gebruik reëel genoten inkomen is, dat op forfaitaire wijze wordt vastgesteld. Daarmee valt het onder de gewone inkomstenartikelen en mag Nederland belasting heffen. De te hanteren catalogusprijs is de Nederlandse aldus het Hof onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad uit 1991.