Bijzondere regeling EK voetbal ook voor Nederlandse spelers

9 november 2006 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNAZ3930, 06/00131

Een in het buitenland wonende Nederlandse profvoetballer nam in het jaar 2000 met het Nederlands elftal deel aan het Europees Kampioenschap, dat werd gespeeld op het grondgebied van Nederland en Belgiƫ. De voetballer was in Nederland buitenlands belastingplichtig. Over de door de nationale voetbalbonden aan deelnemende spelers betaalde bedragen werd op grond van een speciale praktische regeling een bronheffing van 18% ingehouden. Deze praktische regeling gold niet voor spelers van de Belgische en Nederlandse nationale elftallen voor de wedstrijden die ze in eigen land speelden. Voor de aan deze wedstrijden toe te rekenen inkomsten golden, ongeacht het woonland van de spelers, de gebruikelijke heffingsregels. Aan zes spelers van het Nederlands elftal, onder wie de belanghebbende in deze procedure, werd een aanslag inkomstenbelasting als buitenlands belastingplichtige opgelegd over het jaar 2000. De inkomsten uit deelname aan het EK werden in die gevallen tegen een hoger tarief dan 18% belast. Voor alle overige in het buitenland woonachtige spelers was de heffing van belasting van het inkomen niet hoger dan 18%. De belastingdienst had bewust afgezien van het uitreiken van aangiftebiljetten inkomstenbelasting aan in het buitenland wonende spelers van de andere deelnemende landen. Naar het oordeel van de rechtbank Breda was er sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Het bewust afzien van het uitreiken van aangiftebiljetten aan andere deelnemers berustte op begunstigend beleid van de inspecteur. Het was daarom in strijd met het gelijkheidsbeginsel om de inkomsten van de voetballer in kwestie tegen een hoger tarief te belasten dan 18%. In hoger beroep heeft Hof Den Bosch de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Voor de ongelijke behandeling bestond onvoldoende rechtvaardiging.