14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AH9891 Zaaknr: 02/01382
Een procedure voor Hof Arnhem over een aanslag successierecht kende twee punten van geschil. Het eerste geschilpunt betrof de waardering van de door de erfgenaam bewoonde boerderij. Het tweede geschilpunt betrof de hoogte van de vrijstelling, die van toepassing was de voor deze erfgenaam. Deel van de erfrechtelijke verkrijging was de boerderij van de overledene. De erfgenaam meende, dat deze voor het successierecht moest worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer bij agrarisch gebruik (WEVAB). De inspecteur ging uit van de waarde in het economische verkeer (WEV). Bij het vaststellen van de aanslag bracht hij een correctie aan op de aangegeven nalatenschap ter grootte van het verschil tussen WEV en WEVAB. Naar het oordeel van Hof Arnhem is die correctie terecht aangebracht. De bepaling in de successiewet die voorschrijft dat zaken, die als eenheid worden beschouwd ook zo moeten worden gewaardeerd, leidt niet tot een afwijking van het algemene voorschrift uit de successiewet dat zaken op de waarde in het economische verkeer worden gesteld. De erfgenaam claimde verder de vrijstelling, die behoort bij een gezamenlijke huishouding gedurende meer dan vijf jaren met de erflater en eventueel de kinderen. Op die vrijstelling bestond geen recht, omdat de huishouding tot vier jaar voor het overlijden van de erflater ook diens broer omvatte. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond.