26 maart 2004 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AF6633 Zaaknr: 38199
Bij de aankoop van een landbouwbedrijf werd ook een woning gekocht. De waarde van de woning werd geschat op ƒ 100.000. De woning was op het moment van aankoop verhuurd, maar de verkoper garandeerde, dat de woning op 1 januari 1993 vrij van huur zou zijn. Bij latere ontruiming moest de verkoper een boete van ƒ 1.500,- per maand betalen. Omdat de huurder niet vertrok betaalde de verkoper sinds 1 januari 1993 de maandelijkse boete. In 1995 was die situatie nog niet veranderd. De belastingdienst belastte de maandelijkse boeten. Het Hof was het daarmee niet eens. Naar zijn oordeel is de boete bedongen vanwege het vermogensrisico dat de koper liep. Hij had de woning gekocht voor de waarde vrij opleverbaar, die hoger is dan de waarde in verhuurde staat. Een vergoeding voor een vermogensrisico is geen voordeel uit vermogen. Tegenover de boete, die de verkoper moest betalen, stond geen recht op gebruik of genot van de woning. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie afgewezen. De staatssecretaris voerde in cassatie aan, dat de boetebetalingen als periodieke uitkering moesten worden belast. Die stelling had de belastingdienst voor het Hof niet ingenomen. In een cassatieprocedure kan geen feitelijk onderzoek worden gedaan.