Boete wegens niet betaling omzetbelasting blijft in stand, ondanks meerdere bezwaren van belastingpl

24 juni 2003 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AI0496 Zaaknr: 99/30555

Wegens het niet (tijdig) betalen van de omzetbelasting door een ondernemer over een kwartaal is aan hem een naheffingsaanslag opgelegd met een boete van 10% van de nageheven belasting. In de procedure voor Hof Den Bosch tegen de boetebeschikking beriep de ondernemer zich op de afwezigheid van alle schuld. Als de ondernemer geen enkele blaam treft moet de boete vervallen. Het Hof stelt vast, dat de ondernemer niet heeft voldaan aan zijn verplichting uit de wet verplicht om de omzetbelasting over een tijdvak binnen een maand na afloop daarvan te betalen. Hij heeft geen uitstel van betaling gehad of gevraagd. Hij beriep zich voor het Hof op verrekening met belastingteruggaven, maar heeft daarvoor geen verzoek gedaan. Naar het oordeel van het Hof is de te late betaling aan de ondernemer toe te rekenen en kan dus een boete worden opgelegd. Volgens de ondernemer moet de boetebeschikking vernietigd worden omdat de belastingdienst niet tot invordering overgaat. Het Hof is van oordeel, dat voor het niet invorderen goede redenen kunnen bestaan en dat een boete bedoeld is om iemand aan te zetten om tot betaling van de belasting over te gaan. Voor vernietiging van het besluit is geen aanleiding. De ondernemer stelde zich voorts op het standpunt, dat de rechtsgang in Nederland in strijd is met het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. Dat verdrag schrijft de behandeling van strafzaken door twee onafhankelijke rechterlijke instanties voor. Volgens het Hof valt de aan de ondernemer opgelegde boete niet onder de in het verdrag bedoelde strafzaken en hoeft de boete dus niet door twee instanties te worden beoordeeld. Voor het geval de boete wel onder de verdragsbepaling zou vallen is het Hof, onder verwijzing naar rechtspraak van de Hoge Raad en uitspraken van de Human Rights Committee, van oordeel, dat het, als de Nederlandse rechtsgang niet zou voldoen aan het verdrag, niet aan Hof of Hoge Raad is die rechtsgang te veranderen maar aan de wetgever. Omdat het Hof alle feiten in zijn oordeel betrekt is in ieder geval de eerste rechtsgang gewaarborgd en is er dus geen aanleiding de boetebeschikking in eerste instantie te vernietigen. Vanwege de lange duur van de behandeling wordt de boete door het Hof verminderd tot 9% van de nageheven belasting. Het beroepschrift is op 30 november 1999 ingediend, terwijl de tweede behandeling door het Hof op 9 mei 2003 plaats heeft gehad.