Boorplatform is zeeschip: recht op zeedagenaftrek voor werknemer aan boord platform

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AP0226 Zaaknr: 38958

Iemand werkte in 1998 en 1999 op een boorplatform op het Nederlandse deel van het continentale plat. Het boorplatform kon drijven, maar ook op de zeebodem geplaatst worden door de poten te laten zakken. In beide jaren was de betrokkene 195 dagen op het boorplatform aanwezig. In zijn aangifte inkomstenbelasting claimde hij de zeedagenaftrek, omdat het boorplatform naar zijn mening een zeeschip was. De zeedagenaftrek was een aftrekpost, die bestond uit een vast bedrag per dag, die als werknemer aan boord van een zeeschip werd doorgebracht. Hof Den Haag was van oordeel, dat het boorplatform geen zeeschip was. Volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek is een zeeschip een schip dat "volgens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor drijven in zee is bestemd". Aan die omschrijving was volgens het Hof niet voldaan, omdat het boorplatform niet hoofdzakelijk bedoeld is om te drijven. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, omdat het begrip zeeschip verkeerd is uitgelegd. Niet van belang is of het schip hoofdzakelijk drijft, maar of het hoofdzakelijk op zee wordt gebruikt. Dat onderscheidt zeeschepen van andere schepen. De werknemer had recht op zeedagenaftrek.