14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AW7413, 04/01788
Een ondernemer kocht in 1990 een bedrijfsruimte met bovenwoning. De bovenwoning had een eigen ingang en huisnummer, was niet verbonden met het bedrijfsgedeelte en beschikte over eigen sanitair, keuken en nutsvoorzieningen. De bovenwoning was bij aankoop verhuurd en bleef dat vervolgens meerdere jaren. Na het beëindigen van de huurovereenkomst liet de ondernemer de bovenwoning verbouwen tot twee apart verhuurbare eenheden. De ondernemer rekende het gehele pand vanaf de aanschaf tot zijn ondernemingsvermogen. De ondernemer stelde zich in de aangifte inkomstenbelasting 2001 op het standpunt dat de bovenwoning ten tijde van de aanschaf ervan verplicht privévermogen vormde en wilde deze zonder fiscale afrekening niet meer tot zijn ondernemingsvermogen rekenen. De inspecteur stond dat niet toe. Hof Arnhem was van oordeel dat sprake was van een splitsbaar pand. De vermogensetikettering van de bovenwoning moest zelfstandig plaatsvinden. Volgens het Hof had de bovenwoning geen enkele functie in de onderneming en had de ondernemer ten tijde van de aanschaf niet de bedoeling om de bovenwoning ooit ten behoeve van zijn onderneming te gebruiken. Dat hield in dat de bovenwoning verplicht privévermogen vormde. Op grond van de zogenoemde foutenleer kon de bovenwoning in het oudste nog openstaande belastingjaar (2001) zonder fiscaalrechtelijke gevolgen naar het privévermogen worden overgebracht, ondanks dat de ondernemer voor de bovenwoning investeringsaftrek had genoten en de afschrijvingen en de huuropbrengsten in de winst had begrepen.