BPM over winkeldochter importeur op basis van consumentenprijs en niet op basis lagere opbrengst

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AG1662 Zaaknr: 02/01982

Een importeur van auto’s heeft in 1998 een auto verkocht, die hij in 1996 nieuw had ingevoerd. Na de verkoop is de auto op kenteken gesteld. Dat is het moment waarop BPM is verschuldigd. De importeur deed aangifte en betaalde BPM naar rato van de ontvangen prijs, die lager lag dan de catalogusprijs. De inspecteur legde een naheffingsaanslag BPM op, waarbij de BPM werd berekend naar de catalogusprijs. Onder verwijzing naar een recent arrest van de Hoge Raad is Hof Amsterdam van oordeel, dat de naheffingsaanslag terecht aan de importeur is opgelegd. Ook het bedrag van de aanslag is juist. De importeur, die wegens het ontbreken van dealers geen prijslijsten had, had de door de inspecteur als uitgangspunt gehanteerde prijs als consumentenprijs aan de RAI opgegeven. De naheffingsaanslag had ook betrekking op de import van een gebruikte auto van het zelfde merk en type, die vervolgens in Nederland werd geregistreerd. Bij de berekening van de verschuldigde BPM was de importeur uitgegaan van de prijs, die hij bij verkoop in 1998 van de in 1996 ingevoerde auto had ontvangen. De inspecteur had ook in dat geval de aan de RAI opgegeven consumentenprijs als uitgangspunt genomen. Naar het oordeel van het Hof was dat terecht.