14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNAZ9327, AWB 06/8743
Volgens een richtlijn van de Raad van de Europese Unie uit 1993 zijn de lidstaten van de EU verplicht om zodanige maatregelen te treffen dat de gemiddelde arbeidstijd, inclusief overwerk, van een werknemer in een tijdvak van zeven dagen niet meer dan achtenveertig uren bedraagt. Een langere arbeidstijd is alleen mogelijk met instemming van de werknemer. Werknemers die niet instemmen met verlenging van de arbeidstijd mogen geen nadeel ondervinden van het feit dat zij niet bereid zijn dergelijke arbeid te verrichten. Het Hof van Justitie EG heeft in de afgelopen jaren een aantal uitspraken gedaan over de uitleg van deze richtlijn. In een van deze uitspraken heeft het Hof van Justitie EG geoordeeld dat een beschikbaarheidsdienst, waarbij iemand fysiek op de werkplaats aanwezig moet zijn, volledig als arbeidstijd geldt. Dat is zelfs zo wanneer een werknemer op de werkplek mag rusten tijdens de beschikbaarheidsdienst. Het Arbeidstijdenbesluit was niet met deze uitspraak in overeenstemming en is daarom per 1 juni 2006 aangepast. Met een beroep op die aanpassing verzocht een brandweerman in dienst van de Brandweer Den Haag zijn werkgever om de arbeidsduur van 54 uur terug te brengen naar 48 uur per week met behoud van salaris. De Brandweer wilde de arbeidsduur alleen verkorten wanneer het salaris werd aangepast. Volgens de rechtbank is de normale arbeidsduur ook voor brandweerlieden per week 48 uur. Dit dient als de normale arbeidsduur per week te worden beschouwd. De maximale arbeidstijd mag alleen in uitzonderlijke gevallen zoals rampen worden overschreden. De werkgever mag de verschillende soorten werkzaamheden binnen een werkrooster op verschillende wijze belonen. De EU-richtlijnen verbieden dat niet en de rechtbank vindt dat niet meer dan redelijk. Wel is de werkgever verplicht om binnen het 48-uur rooster de wacht-, slaap- en productieve uren zodanig te verdelen dat het bij een volledige betrekking behorende salaris wordt verdiend.