Buitenlandse belastingheffing onvoldoende voor vestiging in buitenland

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR5759, 40450 en AR5760, 40451

Volgens Hof Den Bosch verhindert de voorgenomen liquidatie van een BV niet, dat de zetel van de BV wordt verplaatst naar het buitenland. Voor een verplaatsing van een BV die geen activiteiten meer verricht is weinig nodig. Aan de hand van de feiten stelde het Hof vast, dat de BV vanaf 31 mei 1996 in België gevestigd was. Het Hof baseerde dat ondermeer op de heffing van Belgische vennootschapsbelasting over het jaar 1996. In cassatie voerde de staatssecretaris aan dat feitelijke belastingheffing onvoldoende basis vormt om inwonerschap in de zin van het belastingverdrag aan te nemen. Doorslaggevend is of de BV rechtens volledig onderworpen was aan de belasting in België. Omdat het Hof een onjuiste maatstaf heeft toegepast bij zijn beoordeling of de BV in België aan belastingheffing is onderworpen in de zin van het verdrag heeft de Hoge Raad de uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar Hof Arnhem. Hof Arnhem moet nu onderzoeken of de BV in 1996 inwoner van België was.