Buitenlandse ondernemer besteedde te weinig uren aan vaste inrichting voor zelfstandigenaftrek

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AV1228, 05/1341

Een in Duitsland wonende ondernemer werkte zowel voor zijn in Duitsland gelegen bedrijf als voor de vaste inrichting van dat bedrijf in Nederland. In het jaar 2001 werkte hij gedurende meer dan 1.225 uur in de onderneming, maar besteedde hij minder dan 1.225 uur aan werkzaamheden voor de vaste inrichting. Om die reden weigerde de belastingdienst de ondernemer de toepassing van de zelfstandigenaftrek. Naar het oordeel van de rechtbank Breda was dat terecht. Op grond van het Wielockxarrest van het Hof van Justitie EG heeft een buitenlands belastingplichtige ondernemer die 1.225 uur besteedt aan zijn onderneming waarvan 90% in Nederland, en die daarmee 90% van zijn wereldinkomen in Nederland verdient, recht op vorming van een fiscale oudedagsreserve. De omstandigheid dat deze ondernemer in Nederland maar 90% x 1.225 uur = 1.103 uur aan het in Nederland gedreven ondernemingsdeel besteedt, doet aan dat recht niet af. Dat resultaat kan sedert de invoering van de Wet IB 2001 worden bereikt door te opteren voor binnenlandse belastingplicht. Gezien die mogelijkheid dwingt het arrest Wielockx naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere uitleg van het urencriterium dan in de wettekst valt te lezen.