BV was door gebrek aan overige activiteiten vastgoedvennootschap

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AV5025, 40635

Een BV verkreeg eind 2000 9,9 % van de aandelen in een andere BV, die onroerende zaken verhuurde aan een aantal concernvennootschappen. In geschil was of de verhuur-BV een zogenoemde vastgoedvennootschap was, waardoor bij de verkrijging van de aandelen overdrachtsbelasting verschuldigd was. Een vennootschap is een vastgoedvennootschap als de bezittingen voor 70 % of meer bestaan uit onroerende zaken en de activiteiten bestaan uit de handel in of de exploitatie van die onroerende zaken. De beoordeling of er sprake is van een vastgoedvennootschap moet in het algemeen los van het concern worden gedaan. De Hoge Raad heeft al in 1986 uitgemaakt dat een vennootschap geen vastgoedvennootschap is wanneer zij als aandeelhoudster de feitelijke zeggenschap uitoefent over een vennootschap aan wie zij onroerende zaken verhuurt en die vennootschap een ander bedrijf uitoefent. Uit de Hofuitspraak bleek dat de BV niet als houdstermaatschappij de feitelijke zeggenschap uitoefende over de vennootschappen waaraan zij haar onroerende goederen verhuurde. De BV verrichtte geen andere activiteiten dan de verhuur van haar onroerende zaken. Daarmee voldeed de BV aan de omschrijving van een vastgoedvennootschap.