14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AY5991, CPG 42537
De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van Hof Arnhem over de wijze waarop de inkomsten uit een trust in Nederland belast moeten worden. Volgens de staatssecretaris vormen deze inkomsten een reeks periodieke uitkeringen die in box 1 belast moeten worden bij de ontvanger van de uitkeringen. Hof Arnhem is van oordeel dat de inkomsten uit de trust naar Nederlandse begrippen moeten worden beschouwd als inkomsten uit vermogen en dus in box 3 vallen. De procedure heeft betrekking op de beneficiary van een life interest trust die door haar echtgenoot is ingesteld. Volgens de trustakte heeft de beneficiary recht op alle (netto)inkomsten uit het trustvermogen tot haar overlijden. Het trustvermogen valt na het overlijden van de beneficiary toe aan de erfgenamen van de inmiddels overleden echtgenoot. De advocaat-generaal merkt in zijn conclusie de beneficiary voor de inkomstenbelasting aan als de genieter van de inkomsten uit het trustvermogen. Dit vermogen dient zij in aanmerking te nemen bij haar box 3-vermogen. De afzonderlijke bestanddelen van het trustvermogen vormen evenzovele bronnen van inkomen. De inkomsten uit die bronnen maken steeds onderdeel uit van een complex van rechten en verplichtingen die bij voortduring tegenover elkaar staan. De inkomsten vormen daarom geen periodieke uitkeringen. De advocaat-generaal concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie van de staatssecretaris.