14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBA2695, CPG 43257
De eigenaar van een windmolenpark sloot met de gemeente waar het park was gelegen een zogenaamde vaststellingsovereenkomst, waarin de waarde per windturbine in het park werd gesteld op ƒ 300.000. De WOZ-waarde van het park werd dienovereenkomstig vastgesteld. De overeenkomst bevatte geen looptijd of einddatum. Hof Leeuwarden leidde daaruit af dat de duur van de overeenkomst onbegrensd was. Vooruitlopend op de behandeling door de Hoge Raad heeft de Advocaat-Generaal (AG) zijn opvatting gegeven. Volgens de AG kan het ontbreken van een einddatum erop wijzen dat een overeenkomst maar voor één jaar bedoeld is. Het Hof had zijn oordeel nader moeten motiveren. De eigenaar betoogde dat uit de wijze waarop de overeenkomst was verwoord, bleek dat deze slechts voor één aanslag zou gelden. Er werd gesproken over het opleggen van 'een aanslag', zonder nadere toelichting. Niet duidelijk is waarom de overeenkomst voor meer aanslagen zou gelden.