7 november 2006 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNAZ2709, 04/01464
De emigratie van een houder van een aanmerkelijk belang in een vennootschap geldt voor de wet op de inkomstenbelasting als een fictieve vervreemding van de aanmerkelijk belangaandelen. De Nederlandse belastingdienst legt ter behoud van de fiscale claim op de aanmerkelijk belangaandelen een zogenaamde conserverende aanslag op. Over conserverende aanslagen zijn al enkele procedures gevoerd. Volgens Hof Arnhem is het opleggen van een conserverende aanslag bij emigratie niet in strijd met het verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing dat Nederland met de Verenigde Staten heeft gesloten en evenmin met de vrijheid van kapitaal verkeer volgens het EG-verdrag. Volgens het ten tijde van de emigratie van de belanghebbende naar de Verenigde Staten van kracht zijnde verdrag moest een latere wijziging van een nationale belastingwet zo veel mogelijk in de zin van het verdrag worden uitgelegd. In het verdrag had Nederland een voorbehoud voor een aanmerkelijk belangwinst opgenomen. Pas bij verkoop van de aandelen in de periode tussen vijf en tien jaar na de emigratie uit Nederland kon een eventuele uitholling van de Amerikaanse heffingsgrondslag door Nederland zich voordoen. De beoordeling of de conserverende aanslag mogelijk in strijd is met een belastingverdrag kan pas plaatsvinden wanneer de aandelen zijn vervreemd en het verleende uitstel van betaling wordt ingetrokken. Op de emigratie van een werknemer en het in het buitenland aanvaarden van een dienstbetrekking zijn alleen de bepalingen over het vrije verkeer van werknemers uit het EG-verdrag van toepassing. Dat deel van het EG-verdrag heeft geen betrekking op de relatie van een lidstaat van de Europese Unie met een derde land. Iemand die naar de Verenigde Staten van Amerika emigreert, kan op deze bepalingen geen beroep doen.