29 mei 2009 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN BI3761, 41556
De overgang van een aanmerkelijk belang bij overlijden van de aanmerkelijk belanghouder op een niet in Nederland wonende verkrijger is een fictieve vervreemding van de aandelen die het aanmerkelijk belang vormen op het moment onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden. Voor deze fictieve vervreemding kan de belastingdienst een aanslag inkomstenbelasting opleggen. Voor een dergelijke aanslag wordt op verzoek uitstel van betaling verleend.
In een procedure ging het om de vraag of deze belastingschuld voor de berekening van het successierecht mag worden afgetrokken van de nalatenschap van de overledene. Hof Den Bosch was van oordeel dat de Successiewet aftrek van de belastingschuld niet toelaat. Belastingschulden kunnen volgens de tekst van de wet niet van de nalatenschap worden afgetrokken voor zover er ontheffing kan worden verkregen. Volgens de Hoge Raad is deze bepaling ook van toepassing op conserverende aanslagen waarvan na verloop van tijd onder voorwaarden kwijtschelding kan worden verleend. Niet van belang is dat er een verzoek moet worden gedaan nadat voor de op de sterfdag materieel verschuldigde belasting een belastingaanslag is opgelegd. Evenmin is van belang dat dit verzoek niet al eerder kan worden gedaan. Met de belastingschuld wordt alsnog rekening gehouden indien en voor zover de conserverende aanslag op een later tijdstip invorderbaar wordt.