14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AP9807 Zaaknr: 39376
Een BV nam direct na haar oprichting in 1994 pensioenverplichtingen over van een andere vennootschap. Korte tijd later werd de feitelijke leiding van deze pensioen-BV verplaatst naar de Nederlandse Antillen. De pensioenuitkeringen moesten op 1 december 1995 ingaan. Op 1 april 1996 zagen de pensioengerechtigden af van hun rechten op uitkering. Over de tussenliggende periode was geen uitkering gedaan. Volgens Hof Den Bosch was er sprake van een samenstel van rechtshandelingen dat was gericht op het vermijden van Nederlandse belastingheffing over de vrijval van de pensioenverplichtingen. Daarom moest bij de verplaatsing van de leiding rekening gehouden worden met de verwachting dat zou worden afgezien van de pensioenrechten. Door de verplaatsing eindigde de belastingplicht in Nederland van de overnemer en moest deze belasting betalen over de meerwaarden die op dat moment in haar vermogen aanwezig waren. Het Hof stelde de kans dat niet zou worden afgezien van de pensioenrechten op 5 percent. Volgens de Hoge Raad had al bij de overdracht van de pensioenvoorziening rekening moeten worden gehouden met de verwachting, dat zou worden afgezien van de pensioenrechten. Het Hof had daarom het bedrag dat voor de overname van de pensioenverplichting aan de overnemer is betaald ook moeten corrigeren.