3 juni 2003 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AH8542 Zaaknr: 01/04115
In de loop van 1997 verkoopt een aanmerkelijk belanghouder zijn aandelen in een vennootschap aan een Amerikaanse koper. De prijs wordt vastgesteld in Amerikaanse dollars. Voor de omrekening van de aanmerkelijk belangwinst van dollars in Nederlandse guldens is de koers op de verkoopdatum bepalend. In de aangifte is uitgegaan van de koers op 27 maart 1997, omdat op die datum de koper een brief heeft gestuurd, waarin de overeenkomst op hoofdlijnen is uiteengezet. De inspecteur heeft de koers van 5 juni 1997 gehanteerd, omdat op die dag de definitieve overeenkomst tot stand is gekomen. Het Hof volgt de zienswijze van de inspecteur, omdat de brief van 27 maart het uitdrukkelijke voorbehoud bevat, dat de koper niet is gebonden aan hetgeen in de brief is opgenomen. In deze procedure was voorts in geschil of de inspecteur het bezwaarschrift tegen de aanslag terecht niet-ontvankelijk had verklaard wegens termijnoverschrijding. Het Hof achtte het bezwaar wel ontvankelijk, omdat de inspecteur de brief, waarin hij mededeelde af te zullen wijken van de aangifte wel naar de toenmalige adviseur had gestuurd, maar de aanslag niet. Hij had nagelaten de adviseur mee te delen, dat de aanslag naar de aanmerkelijk belanghouder was gestuurd. Ook de nieuwe adviseur was niet op de hoogte van de aanslag.