14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AY6684, 04/4789
Voor uit het buitenland geworven werknemers met een bijzondere deskundigheid gold tot 1 januari 2001 op verzoek de zogenaamde 35%-regeling. Deze regeling merkte van de totale bruto beloning 35% aan als een onbelaste vergoeding en gold gedurende maximaal 10 jaar. Voor de toepassing van de Ziekenfondswet (ZFW) was de vraag of deze forfaitaire vergoeding als loon kon worden aangemerkt. Afhankelijk van het antwoord op die vraag was er in een voorkomend geval wel of geen sprake van verplichte verzekering voor de ZFW voor een werknemer, die tijdelijk in Nederland werkzaam was en op wie de 35%-regeling van toepassing was. De rechtbank was van oordeel dat de vergoeding als loon gold omdat deze vergoeding niet was opgenomen in de limitatieve opsomming van de buiten het loon te houden componenten. De Centrale Raad van Beroep was het met het oordeel van de rechtbank niet eens. Uit de 35%-regeling bleek duidelijk dat deze bedoeld was als forfaitaire vergoeding van de extra kosten die door een tijdelijk verblijf in Nederland voor een werknemer worden opgeroepen. Deze onkostenvergoeding is vrij van de heffing van loonbelasting en premies volksverzekeringen. Het op grond van de 35%-regeling belasting- en premievrije bedrag vormde geen loon voor de premieheffing werknemersverzekeringen, vanwege het karakter van een onkostenvergoeding. Om die reden kon de vergoeding niet meetellen als loon om daardoor verplichte ziekenfondsverzekering te ontlopen.