Door aandeelhouder verstrekte lening was geen schuldiggebleven dividend

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR3513; 39435

Een BV keerde over de jaren 1997 tot en met 2000 steeds dividend uit aan haar aandeelhouders. Het ging om bedragen, die varieerden van 1 miljoen tot 2,6 miljoen gulden. De BV was de moedermaatschappij in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. De aandeelhouder van de BV was een stichting, die een lening verstrekte aan een van de dochtermaatschappijen binnen de fiscale eenheid voor een investering in bedrijfsmiddelen. Het ging om een bedrag van 3 miljoen gulden. De inspecteur wilde de over die lening betaalde rente niet in aftrek toestaan, omdat hij van mening was, dat er sprake was van een schuldig gebleven winstuitdeling. Hof Den Haag was het daarmee niet eens. De dochtermaatschappij had dit bedrag ook kunnen lenen van een bank, terwijl er geen samenhang was tussen het besluit tot uitkering van dividend en de wijze waarop de investering zou worden gefinancierd. Vrijwel het gehele bedrag van de lening was besteed aan de investering. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bevestigd.