14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AT6922, BK 342/03
Een ondernemer droeg per 1 januari 1997 zijn onderneming over aan een door hem opgerichte BV. De inspecteur stelde de waarde van de aandelen in de BV per die datum bij beschikking vast op ƒ 345.000. De ondernemer was van mening dat de waarde van de aandelen veel te laag was vastgesteld. Volgens hem bedroeg de waarde ƒ 1.623.000. De inspecteur wees het door de ondernemer ingediende bezwaar tegen de beschikking echter af en handhaafde de door hem vastgestelde verkrijgingsprijs van de aandelen. De intrinsieke waarde van de onderneming ten tijde van de inbreng was niet in geschil en bedroeg ƒ 276.000.Het normale bedrijfsresultaat van de onderneming was ongeveer ƒ 75.000. Na aftrek van een als normaal te beschouwen ondernemersloon, dat volgens partijen op ƒ 42.000 gesteld kon worden en na aftrek van een normaal rendement van 8,25% op het vermogen resteerde een jaarlijkse overwinst in de onderneming van ƒ 24.000.De door de inspecteur aangenomen waarde in het economische verkeer van de onderneming was ƒ 345.000 vermeerderd met de creditering van de ondernemer tot een bedrag van ƒ 16.355. Dat was ruim ƒ 85.000 hoger dan de intrinsieke waarde. Het Hof vond niet aannemelijk, dat een gegadigde voor de onderneming een hoger bedrag zou willen betalen boven de intrinsieke waarde van de onderneming voor een eventuele overrentabiliteit van de onderneming. De beschikking van de inspecteur bleef in stand.