19 april 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNBC7795, AWB 05/8805
Een van de veranderingen die de invoering van de Wet IB 2001 meebracht was de invoering van de terbeschikkingstellingsregeling. Deze regeling vormt een inbreuk op het normale wettelijke regime door de opbrengst van door aanmerkelijk belanghouders aan hun vennootschap ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen niet in box 3 te belasten maar in box 1. Een voorbeeld is de verhuur van een bedrijfspand dat eigendom is van de aandeelhouder(s) aan de BV. Aan de terbeschikkingstelling komt een einde door de verkoop van het betreffende vermogensbestanddeel of door het verbreken van de aandeelhoudersrelatie met de BV. Waardeveranderingen gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling zijn belast. Door het faillissement van een BV in april 2001 eindigde de verhuurovereenkomst van het bedrijfspand dat eigendom was van de aandeelhouders. De onderneming en de huur werden voortgezet door een andere BV. Deze BV betaalde een lagere huur. De eigenaren van het pand waren van deze BV geen aandeelhouder. Zij claimden in hun aangifte inkomstenbelasting over 2001 een verlies uit terbeschikkingstelling, omdat de waarde in het economische verkeer van het pand lager zou zijn dan de boekwaarde. Dat zou het gevolg zijn van de invloed van de MKZ-crisis op de vleesverwerkende industrie. Het pand was specifiek ingericht voor deze industrie. Een cijfermatige onderbouwing van de gevolgen van de crisis ontbrak echter. Naar het oordeel van de rechtbank was aannemelijk gemaakt dat de MKZ-crisis tussen 1 januari 2001 en 20 april 2001 enige invloed op de waarde van het pand heeft gehad. De rechtbank stelde het geleden boekverlies in goede justitie vast op € 100.000.