Door overgang vordering per 31 december 2000 naar privé in 2001 geen box 1 inkomen

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AW1815, 03/01958

Een ondernemer sloot in het jaar 1992 met een leverancier een afnameovereenkomst voor een periode van 10 jaar. Volgens de overeenkomst zou de leverancier gedurende de looptijd op 15 juli en op 15 januari van elk jaar een bedrag van ƒ 45.000 betalen als korting op de afgenomen producten. Tijdens de looptijd van de afnameovereenkomst werd de onderneming verkocht. In het jaar van verkoop bestond het ondernemingsvermogen uit een aantal verhuurde onroerende zaken en het uit de overeenkomst voortvloeiende recht op korting van in totaal ƒ 90.000.De ondernemer bracht de resterende vermogensbestanddelen op 31 december 2000 over naar het privévermogen. De vordering werd in het jaar 2001 voor de helft gerekend tot de rendementsgrondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Volgens de inspecteur moesten de ontvangen bedragen in box 1 worden aangegeven als nagekomen ondernemingsbaten. Volgens Hof Den Bosch was de afnameovereenkomst bepalend voor de kwalificatie van deze inkomensbestanddelen. Wanneer het om betalingen achteraf ging zou de inspecteur gelijk hebben omdat de bedragen in dat geval nagekomen baten uit de in 2000 uitgeoefende onderneming waren. Wanneer de betalingen betrekking hadden op in 2001 nog na te komen verplichtingen zou de ondernemer gelijk hebben. De vordering behoorde in dat geval tot het privévermogen van de ondernemer. Het Hof legde de overeenkomst zo uit dat ondanks het opschrift “kortingen achteraf” de ‘korting’ steeds 'vooraf' zou worden betaald. De eerste betaling volgde namelijk kort na het aangaan van de overeenkomst, terwijl de laatste geruime tijd voor het einde van de overeenkomst zou worden gedaan. Volgens het Hof was bedoeld om de 'korting' een voorwaardelijk karakter te geven en mogelijk te maken een verleende korting achteraf te herzien. De ondernemer had de vordering terecht in box 3 opgenomen.