Door verbreken fiscale eenheid met dochter geen vervangingsvoornemen

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AP1066 Zaaknr: 01/01745

Met ingang van 1 januari 1996 bestond er een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting tussen twee BV’s. Door verkoop van de aandelen in de dochter-BV in november 1997 is de fiscale eenheid met ingang van 1 januari 1997 ontbonden. De dochter-BV had in 1996 al haar onroerende zaken verkocht. Daarna bezat de dochter alleen liquide middelen die gedeeltelijk als lening en gedeeltelijk als winstuitdeling aan de moedermaatschappij zijn toegevloeid. Om in 1996 een vervangingsreserve te kunnen vormen moest vanwege de verbreking van de fiscale eenheid de dochtermaatschappij ultimo 1996 een vervangingsvoornemen hebben. Op grond van de daarbij van toepassing zijnde twaalfde standaardvoorwaarde was niet van belang of de moedermaatschappij of een andere dochter in de fiscale eenheid wellicht een vervangingsvoornemen had. Het vervangingsvoornemen van de dochter is niet bewezen.