25 september 2003 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN-nummer: AL7523 Zaaknr: 01/1264 CSV
Een stichting, die gedurende een reeks van jaren aandeelhouder was van een vennootschap, heeft na de verkoop van de aandelen in die vennootschap uitkeringen gedaan aan personeel van de vennootschap. De stichting had aanvankelijk als doel het bevorderen van de continuïteit van de ondernemingen van de vennootschap en de daaraan verbonden werkgelegenheid, alsmede het behartigen van de belangen van de (gewezen) werknemers. Na de verkoop van de aandelen werd het doel uitgebreid met het doen van uitkeringen aan (gewezen) werknemers. Die uitkeringen waren gerelateerd aan de duur van het dienstverband bij de vennootschap tijdens de periode waarin de stichting aandeelhouder was van de vennootschap. Die betalingen vormen naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Dat betekent, dat daarover premies voor de werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. De stichting was van mening, dat het ging om loon uit vroegere dienstbetrekking, waarover geen premies verschuldigd zijn. In een arrest uit 2000 oordeelde de Hoge Raad dat voor de loonheffing sprake is van loon als binnen een concern een voordeel met medeweten van de werkgever wordt verstrekt door een andere concernmaatschappij dan die waarbij de werknemer in dienstbetrekking is en dat voordeel niet aan de werkgever wordt doorberekend. Gezien de nauwe band tussen de stichting en de vennootschap bij wie de werknemers in dienst zijn is de Centrale Raad van Beroep van oordeel, dat in dit geval sprake is van loon. Omdat de uitkeringen die zijn gedaan een nauw verband hebben met arbeid die in een bepaald tijdvak is verricht in een dienstbetrekking bij de vennootschap is sprake van loon uit een tegenwoordige dienstbetrekking bij de vennootschap.