14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AY7975, AWB 05/997
Volgens de Wet IB 1964 is de persoon voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven een ondernemer. Een persoon die strafrechtelijk werd veroordeeld voor de handel in XTC-pillen dreef volgens de rechtbank Breda een onderneming. Uit het strafrechtelijk onderzoek bleek dat de handelaar een organisatie van kapitaal en arbeid leidde die zich in ieder geval bezig hield met de handel in XTC-pillen. Als ondernemer was de handelaar administratieplichtig. Die verplichting geldt ook voor personen die voordelen uit misdrijf genieten, ondanks dat zij door het voldoen aan de administratie- en aangifteplicht mee zouden moeten werken aan hun eigen veroordeling. Volgens de inspecteur had de handelaar in het geheel geen administratie bijgehouden. De rechtbank legde wegens het niet voldoen aan de administratie- en aangifteplicht de verzwaarde bewijslast voor de onjuistheid van de uitspraak op bezwaar bij de handelaar. Volgens de rechtbank was de door de inspecteur vastgestelde winst in alle redelijkheid bepaald. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de uitspraak op het bezwaarschrift ongegrond.