Duitse beperking van rente-aftrek is in strijd met recht op vrije vestiging

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | C-324/00 (Lankhorst-Hohorst GmbH)

De Duitse vennootschapsbelasting bevatte een bepaling, die de aftrek van rente, die een vennootschap aan haar aandeelhouder betaalt, verhindert in geval de lening met kapitaal moet worden gelijkgesteld. De rente wordt dan als winstuitkering aangemerkt, waarover belasting betaald moet worden. Is de aandeelhouder in Duitsland vennootschapsbelastingplichtig, dan heeft deze in de meeste gevallen recht op aftrek van de belasting op de winstuitkering. In het buitenland gevestigde aandeelhouders hebben dat recht niet. Volgens het Europese Hof van Justitie is die bepaling in strijd met het EG-recht. De deelname in het kapitaal van een vennootschap wordt aangemerkt als de vestiging in de lidstaat, waar de vennootschap is gevestigd. Op grond van het EG-verdrag bestaat het recht van vrije vestiging binnen de lidstaten. De bepaling in de Duitse wetgeving maakt een verschil in behandeling tussen Duitse en niet Duitse aandeelhouders. Volgens het Hof is de bepaling geen specifieke anti-misbruikbepaling, omdat de bepaling niet alleen is gericht op gevallen van belastingontwijking. Op goede gronden mag een inbreuk worden gemaakt op het recht op gelijke behandeling. Verminderde belastingopbrengst voor een lidstaat is geen grond om discriminatie toe te staan. De onderlinge samenhang van het belastingstelsel geldt als rechtvaardigingsgrond voor een inbreuk op het discriminatieverbod wanneer het om dezelfde belastingplichtige gaat. Dat geldt niet voor deze bepaling.