Egalisatiereserve pensioen mag lineair worden berekend

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNAZ7509, 05/5800

In verband met het stellige voornemen om aan een werknemer een pensioen toe te zeggen vormde een BV in 1998 een zogenaamde kostenegalisatiereserve. Het stellige voornemen werd in een reeks van jaren gehandhaafd maar leidde niet tot een pensioentoezegging. De BV wilde namelijk de pensioenverplichting in eigen beheer kunnen houden. Dat is alleen mogelijk wanneer de werknemer een belang heeft in de BV. De vereiste aandelenovername door de betreffende werknemer had nog niet plaatsgehad. Aan de kostenegalisatiereserve werden vanaf 1998 jaarlijks dotaties gedaan. De rechtbank vond het bestaan van een stellig voornemen voldoende aangetoond. Voor de bepaling van de hoogte van de toevoegingen aan de kostenegalisatiereserve gelden niet de beperkingen die de wet aan een pensioenverplichting stelt. Dat wil zeggen dat de kostenegalisatiereserve niet verplicht actuarieel berekend moet worden. Die verplichting geldt wel voor een echte pensioenvoorziening. De jaarlijkse dotatie was vanaf 1998 berekend op basis van de lineaire methode. De rechtbank vond toelaatbaar dat deze vaste gedragslijn werd voortgezet tot het moment waarop het stellige voornemen wordt omgezet in een pensioentoezegging.