Eigenrijder zonder eigen vrachtwagen was in dienstbetrekking

14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AR5578, 02/3112

Een transportbedrijf maakte voor vervoersopdrachten gebruik van de diensten van eigen rijders. Ook maakte het bedrijf gebruik van de diensten van een chauffeur, die wel een transportvergunning had, maar geen vrachtwagen. In die gevallen huurde het transportbedrijf een vrachtwagen van een derde. Naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep vormde dat een wezenlijk onderscheid met eigen rijders, die zelf een vrachtwagen hebben. Door het huren van een vrachtwagen vormde de chauffeur een onderdeel van de organisatie van het transportbedrijf en kon het bedrijf hem opdrachten en aanwijzingen geven. Wanneer de chauffeur een opdracht van het transportbedrijf had aangenomen stond hij onder gezag daarvan. De Centrale Raad van Beroep vond het onaannemelijk dat de chauffeur de opdracht zomaar kon beëindigen en dat het transportbedrijf geen aanwijzingen voor het uitvoeren en afronden van de opdracht kon geven.Aan het ontbreken van de wil om een arbeidsovereenkomst aan te gaan kende de Centrale Raad van Beroep geen betekenis toe omdat verzekeringsplicht van rechtswege ontstaat. Het UWV had terecht een dienstbetrekking aangenomen. De drie essentiële elementen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking (een gezagsverhouding, de verplichting tot persoonlijke dienstverrichting en de verplichting tot loonbetaling) waren aanwezig.