14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AO4917 Zaaknr: 02/00501
Een in het Verenigd Koninkrijk gevestigd aanneembedrijf heeft werkzaamheden in Nederland verricht. De werkzaamheden in Nederland bestonden uit het uitlenen van personeel aan Nederlandse aannemersbedrijven. Volgens de wet op de loonbelasting gelden dergelijke werkzaamheden als een vaste inrichting. Dat betekent, dat er inhoudingsplicht in Nederland is. Er is geen loonbelasting ingehouden en afgedragen in Nederland. Over de jaren 1997 tot en met 1999 zijn geen aangiften loonbelasting ingediend. Over die jaren zijn naheffingsaanslagen loonbelasting opgelegd. De naheffingsaanslag 1999 bedroeg ƒ 6.000.000 met een boete van 50% daarvan. In de procedure voor Hof Den Bosch is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de boete terecht is. Omdat partijen het eens zijn over de kwalificatie van de werkzaamheden als inlenen van personeel staat de inhoudingsplicht vast. Die inhoudingsplicht leidt niet tot een uitbreiding van de Nederlandse heffingsbevoegdheid ten opzichte van de bepalingen van het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting met het Verenigd Koninkrijk. De belastingheffing over zogenaamde niet zelfstandige werkzaamheden is toegedeeld aan de werkstaat, tenzij de werkzaamheden minder dan 183 dagen in beslag nemen. Als werknemers minder dan 183 dagen in Nederland werkzaam zijn geweest kunnen zij de ingehouden loonbelasting terug krijgen via een aanslag inkomstenbelasting. Omdat het Engelse bedrijf niet heeft voldaan aan de inlichtingenverplichtingen moet het bedrijf bewijzen, dat de aanslag niet juist is. Daarin slaagt het niet. Het hof verlaagt wel de boete tot 10% vanwege de absolute hoogte daarvan en vanwege de lange duur van de behandeling door het Hof.