14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR8884, 39811
Hof Den Haag oordeelde dat het waterschap Goeree-Overflakkee ten onrechte geen aparte omslagklasse had ingesteld voor niet-bemalen percelen die onder water konden lopen wanneer door een hoge waterstand op de Noordzee geen water geloosd kon worden. De eigenaar van een aantal van deze percelen ondervond daarvan hinder in de uitoefening van zijn bedrijf. Het waterschap had onderzoek naar de kostentoedeling van de waterbeheersing gedaan. In het rapport van dat onderzoek werd voor deze percelen een reductie op de waterschapsomslag van 16-17 % berekend. Het waterschap vond dat verschil onvoldoende om een aparte omslagklasse in te voeren. Het Hof hield bij zijn oordeel rekening met het nadeel dat de eigenaar ondervond bij de uitoefening van zijn landbouwbedrijf ten opzichte van andere percelen die wel werden bemalen. In een arrest uit 2003 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat pas tot het instellen van omslagklassen moet worden overgegaan bij een onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen bij een afwijking van meer dan 50 % van het gemiddelde kostenbedrag. De hinder die iemand ondervindt in het gebruik van een perceel moet daarbij buiten beschouwing worden gelaten.