Fictief AB ook van toepassing op buitenlands belastingplichtige

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR5979, 39392

Iemand woonde sinds 1992 in België. Sinds 1995 had hij een vordering op een in Nederland gevestigde BV. Hij was zelf geen aandeelhouder van die BV, maar zijn dochter had ruim 16 % van de aandelen. In geschil was of de rente over de vordering, die hij in 1997 ontving, in Nederland belast kon worden. Hof Den Bosch was van oordeel dat de ontvangen rente terecht tot het binnenlandse onzuivere inkomen is gerekend. Volgens de sinds 1997 geldende wettekst vormde een vordering op een BV, waarin familieleden van de schuldeiser een aanmerkelijk belang hadden, voor de schuldeiser steeds een aanmerkelijk belang, ongeacht zijn eigen aandelenbezit. Voor het inkomen van buitenlands belastingplichtigen werd verwezen naar het wetsartikel, waarin het aanmerkelijk belang wordt omschreven. In datzelfde artikel staat ook het fictieve aanmerkelijk belang omschreven. Op grond daarvan is de Hoge Raad van oordeel dat de uitspraak van Hof Den Bosch juist is.