14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AF1257 Zaaknr: 01/01414
Sinds enkele jaren bestaat de fictief loonbepaling. Op grond van die bepaling wordt een aanmerkelijk belanghouder geacht tenminste een bedrag van € 38.118 aan salaris te genieten. De bepaling is ingevoerd om te voorkomen, dat onbedoeld gebruik werd gemaakt van anticumulatieregeling van inkomsten- en vermogensbelasting en van inkomensafhankelijke regelingen. De reikwijdte van de bepaling is ruimer dan de doelstelling, zodat iedere aanmerkelijk belanghouder, die werkzaamheden verricht voor zijn vennootschap onder de regeling valt. Het beroep op de slechte liquiditeitspositie is geen aanleiding om toepassing van de regeling achterwege te laten, aldus Hof Arnhem. In het betreffende jaar leed de vennootschap geen verlies en ook over een reeks van jaren werd een bescheiden winst gehaald. Het vermogen was eveneens positief. De aanmerkelijk belanghouder, die onder de wet IB 1964 geld leende aan zijn vennootschap zonder rente te vragen, werd geconfronteerd met fictieve rente (Inmiddels is die regeling vervangen door de terbeschikkingstellingsregeling). De verminderde liquiditeitspositie van de vennootschap is geen aanleiding om geen of een lagere rente te bedingen. Hof Arnhem besliste, dat gezien beide regelingen de inspecteur terecht het inkomen van de aanmerkelijk belanghouder had verhoogd met fictief loon en fictieve rente.