14 mei 2007 | Ministerie van Financiƫn | besluit | IFZ2004/119M
Het ministerie van Financien heeft in een besluit een overzicht gegeven van de per 1 januari 2004 bestaande regelingen op het gebied van belastingheffing over voordelen uit de exploitatie van schepen en luchtvaartuigen in het internationale verkeer. Het gaat zowel om met andere landen afgesloten belastingverdragen als om niet-fiscale verdragen waarin bepalingen zijn opgenomen die betrekking hebben op de belastingheffing. Verder is aangegeven welke landen het principe van vrijstelling op basis van wederkerigheid onderschrijven. Op het moment dat een buitenlandse scheep- of luchtvaartonderneming verzoekt om een vrijstelling voor de vennootschapsbelasting moet worden nagegaan of het thuisland van de onderneming een dergelijke vrijstelling aan Nederlandse scheep- of luchtvaartondernemingen toekent. Als dat niet het geval is kan aan de buitenlandse onderneming een verklaring worden afgegeven waarin is vastgelegd dat Nederland op basis van wederkerigheid buitenlandse scheep- en luchtvaartmaatschappijen vrijstelt van de Nederlandse belasting.De buitenlandse onderneming kan met deze verklaring naar de eigen belastingdienst gaan om te vragen of dat land aan Nederlandse ondernemingen eenzelfde belastingvrijstelling verleent. Als de buitenlandse belastingdienst dit heeft verklaard kan door de Nederlandse fiscus een vrijstelling worden verleend. Voor de inkomstenbelasting geldt de eis van wederkerigheid niet, voor de vennootschapsbelasting wel. Om in het buitenland een vergelijkbare vrijstelling te krijgen kan een in Nederland gevestigde onderneming de inspecteur om een verklaring vragen dat Nederland op basis van wederkerigheid buitenlandse scheep- en luchtvaartmaatschappijen vrijstelt van de Nederlandse belasting. De leveringen van goederen en de diensten aan uitgaande zeeschepen en luchtvaartuigen vallen voor de BTW onder het nultarief. Dat geldt ook voor de levering van die schepen en luchtvaartuigen zelf. Op verzoek kan de inspecteur een verklaring afgegeven aan in Nederland gevestigde lucht- en scheepvaartondernemingen, waaruit het nultarief voor de BTW blijkt. Deze verklaring biedt niet de garantie dat de buitenlandse autoriteiten afzien van de heffing van BTW.