25 oktober 2004 | Ministerie van Financiën | besluit | IFZ2004/728M
In het arrest De Groot uit 2002 heeft het Hof van Justitie van de EG beslist dat de Nederlandse berekening van de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting in strijd is met het EG-verdrag. De Hoge Raad heeft aan dat arrest uitwerking gegeven in een tweetal arresten uit 2004. De Hoge Raad heeft de aangepaste evenredigheidsbreuk, zoals die door Financiën in een besluit uit 2003 was opgenomen, bevestigd. De Hoge Raad heeft meer duidelijkheid gegeven over de betekenis van het noemerinkomen in de evenredigheidsbreuk. Volgens de Hoge Raad moet het noemerinkomen verminderd worden met de belastingvrije som en met de persoonlijke verplichtingen, buitengewone lasten en aftrekbare giften, voorzover er in de werkstaat geen persoonlijke fiscale tegemoetkomingen zijn verleend. De staatssecretaris heeft de lijst van persoonlijke fiscale tegemoetkomingen die worden meegenomen bij de bepaling van het noemerinkomen uitgebreid. Bij de voorkoming van dubbele belasting in box 1 gaat het om: - de uitgaven voor inkomensvoorzieningen (niet als zij betrekking hebben op een buitenlandse onderneming); - de uitgaven voor kinderopvang, en - de persoonsgebonden aftrek. Bij de voorkoming van dubbele belasting in box 3 gaat het om: - het heffingvrije vermogen (inclusief verhoging voor minderjarige kinderen en de ouderentoeslag); - de persoonsgebonden aftrek (nadat het bedrag is vermenigvuldigd met 25), en - de schuldendrempel voorzover deze bij de berekening van de rendementsgrondslag in aanmerking is genomen. Bij de verrekening van buitenlandse bronbelasting in box 1 kan bij de toepassing van de tweede limiet eveneens worden uitgegaan van het noemerinkomen uit dit besluit.