14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AS2115, 02/04386
Een Holding vormde voor de omzetbelasting een fiscale eenheid met haar 100% dochtermaatschappij. De dochter dreef een spaaradvies- en assurantiebemiddelingsbureau en verrichtte daardoor vrijgestelde prestaties voor de omzetbelasting. Enkele jaren later verkocht de Holding de helft van de aandelen in de dochter. Vanaf de datum waarop de verkoop van 50% van de aandelen heeft plaatsgevonden bracht de Holding een beheersvergoeding in rekening aan de dochter. De Holding bracht hierover geen omzetbelasting in rekening. Volgens de Holding eindigde de fiscale eenheid pas twee jaar later bij de verkoop van de resterende aandelen. Hof Arnhem was het daarmee niet eens. Voor het bestaan van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting moest de Holding de meerderheid van de aandelen in de dochter bezitten. Aan die eis werd niet voldaan sinds de verkoop van het eerste pakket. Zonder bestaan van een fiscale eenheid kon omzetbelasting alleen achterwege blijven als de prestaties niet in het economische verkeer werden verricht. Het enkele feit, dat de Holding maar één opdrachtgever had, leidde er niet toe dat de prestaties in eigen kring werden verricht.