Franchise WAZ niet hoger dan werkelijk betaald wachtgeld

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT5480, 40129

Tot 1 augustus 2004 gold voor zelfstandigen en DGA’s de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ). De premie voor de WAZ werd berekend over het arbeidsinkomen van de zelfstandige. Daarbij werd rekening gehouden met een franchise, waarover geen premie werd berekend. De franchise was een vast bedrag (basisfranchise), tenzij de zelfstandige een hoger bedrag aan arbeidsinkomen had waarvoor hij WAO-verzekerd was. In dat geval werd over dat hogere bedrag (bijzondere franchise) geen premie WAZ berekend. Een DGA voerde over het jaar 1999 een procedure die betrekking had op de toe te passen franchise voor de berekening van de WAZ-premie. Naast zijn inkomsten uit de BV had de DGA een wachtgelduitkering van een gemeente. Deze wachtgelduitkering werd gekort met de inkomsten die de DGA genoot van zijn BV. Bij het vaststellen van de aanslag WAZ hanteerde de inspecteur de basisfranchise. Hof Arnhem was van oordeel dat de franchise moest worden gesteld op het wachtgeld waarop de DGA recht had vóór toepassing van de korting. Uit de Memorie van Toelichting bleek dat de wetgever met de franchise bedoelde te voorkomen dat over hetzelfde inkomen zowel premie voor de WAO als premie voor de WAZ werd geheven. Naar het oordeel van de Hoge Raad kon daarom alleen rekening worden gehouden met de inkomsten uit dienstbetrekking die onderworpen waren aan de premieheffing voor de WAO. Bij het bepalen van de franchise kon dus slechts het feitelijk uitbetaalde wachtgeld in aanmerking worden genomen. Dat bedrag was lager dan de basisfranchise. In die gevallen gold de basisfranchise. De inspecteur had de aanslag WAZ dus correct berekend.