14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AE7326 Zaaknr: 37503
Volgens de Hoge Raad is de vrijstelling van kapitaalsbelasting bij fusies ook van toepassing als een van de betrokken vennootschappen buiten de Europese Unie is gevestigd en er bij de oprichting van die vennootschap geen kapitaalsbelasting is betaald. Het ging om een fusie tussen een Amerikaanse rechtspersoon, die onderdeel was van een Amerikaans concern en een Nederlandse BV, die onderdeel was van hetzelfde concern. Hof Den Haag was van oordeel, dat het ging om een constructie die uitsluitend was opgezet om onder de vrijstelling te vallen en die verder zonder betekenis was. Daarom onthield het Hof de vrijstelling. Bepalend vond het Hof de volgorde van oprichting van de bij de fusie betrokken vennootschappen en de manier waarop het vermogen is ingebracht. Volgens de Hoge Raad is het oordeel van het Hof onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Amsterdam. De fusievrijstelling is ingevoerd op grond van een EU-richtlijn. De strekking van de verplichte vrijstelling is het zoveel mogelijk tegengaan van de ongunstige economische weerslag die de kapitaalsbelasting heeft op de hergroepering en ontwikkeling van ondernemingen ten gunste van een heropleving van de investeringen. De toepassing van de vrijstellingen is noch in de EG-richtlijn noch in de Nederlandse wet afhankelijk van de voorwaarde dat het in te brengen vermogen aan de heffing van kapitaalsbelasting onderworpen is geweest bij de inbrenger. De vrijstelling is echter niet van toepassing bij constructies die uitsluitend zijn opgezet om onder de vrijstelling te vallen en die verder zonder betekenis zijn. Het is niet de bedoeling van de richtlijngever of van de wetgever is geweest om ook dan de vrijstelling toe te kennen.